De klepperman
De Brabantse dorpsbewoner had zo zijn manier om op de hoogte te blijven van wat er speelde in het dorp. Op een vaste plek, bij het gemeentehuis of op een centraal plein bijvoorbeeld, stond een zuil met mededelingen. Tijdens hun dagelijkse gang door het dorp lazen de bewoners deze. En zagen ze dat bord niet zelf, dan was er altijd wel een buurman of buurvrouw die hen bijpraatte.
In geval van nood, zoals bij een brand, werden de kerkklokken geluid. Aan de verschillende soorten klokgelui konden de bewoners horen wat er aan de hand was. Daarom was de kerktoren vaak eigendom van de gemeente en soms stond ook de brandspuit onder die toren geparkeerd.
Daarnaast had de gemeente vaak een dorpsomroeper in dienst. Hij deed zijn ronde met een klepper, een ratel of een bel. Op vast plekken hield hij even stil en riep hij wat hij te melden had.
De ‘klepperman’ kondigde bijvoorbeeld aan wanneer er een noodslachting van een koe was geweest, dat gebeurde onder andere na een ongeval of na blikseminslag. Het rundvlees werd daarna goedkoop verkocht aan de toegestroomde dorpsbewoners, omdat het snel op moest om bederf te voorkomen.