De dakdekker
Als er iets is wat de boerderijen uit ‘Brabants Dorpsleven’ met elkaar gemeen hebben, dan is het wel dat de daken van stro of, bij wat nieuwere foto’s, van riet zijn. Boerderijen, maar ook veel burgerwoningen waren voor 1900 met stro gedekt. Daarvoor werd vooral roggestro gebruikt, omdat iedere boer dat wel van zijn eigen land haalde.
Op de kaart zien we strodekkers aan het werk. Het was zwaar werk en ook wel gevaarlijk zo hoog op die daken voor een relatief laag loon. Bovendien was het dakdekken seizoenswerk; in de wintermaanden was het vaak te koud of te nat om op het dak aan het werk te gaan. Veel strodekkers hielden er daarom een tweede beroep op na en werkten ook als slachter. ’s Winters gingen ze dan langs de boeren om te helpen bij het slachten van varkens.
Om het roggestro geschikt te maken als dakbedekking moest het eerst ‘geschud’ worden. Klein restmateriaal en onkruid viel er bij het schudden tussenuit. Ook had de strodekker mooie rechte halmen nodig om op het dak te kunnen leggen. Voordat het zover was, moest eerst het oude stro van boven naar beneden verwijderd worden. Daarna kon het nieuwe stro laag voor laag worden aangebracht. De nok werd vroeger belegd met taaie heideplaggen van zo’n veertig bij tachtig centimeter. Later werden deze vervangen door vorstpannen van speciaal cement.
Vanaf ongeveer 1900 werd vaker riet dan stro gebruikt. Dat gaf een mooier, steviger en duurzamer dak, maar voor de meeste boeren was het riet wel erg duur in aanschaf. Daarom werd het strodak vaak in delen vervangen door een rieten dak.