De huiswever
Dekens, vloerkleden, lakens en kleding werden vroeger allemaal zelf gemaakt. Ook toen de textielfabrieken voet aan de grond kregen, bijvoorbeeld in de regio Tilburg, bleven nog vele thuiswevers voor die fabrieken weven in de eigen woning of in kleine wevershuisjes.
Lappen stof werden aan een weefgetouw gemaakt, maar voor het zover was, moest de wol van de schapen eerst bewerkt worden tot draad. Het draad werd door de wever uit de wol gesponnen met een spinnenwiel, en daarna in het weefgetouw verder verwerkt tot stof.
Het weven was een stoffig werkje en veel huiswevers hadden een karig en moeizaam bestaan. 's Zomers werkte de huiswever zo’n 15 tot 16 uur per dag, ’s winters een kleine 12 uur, om kosten voor licht en vuur te besparen. Toen de mechanisatie in de fabrieken verder doorzette, kwam er een einde aan het werk van de huiswever en moest hij uitzien naar een ander bestaan.