Huisslachting van een varken
Wim Vissers stuurde ons een mail met een foto van zijn broer en zijn herinneringen aan het slachten van een varken, zoals dat vroeger bij hem thuis tot in de jaren '60 ging.
Daags na de slachting, als het varken dat op de ladder hing was uitgestorven, werd het uitgebeend en kort gesneden.
De vrouw des huizes gaf meestal aan hoe zij het wilde hebben, bijvoorbeeld worst, spek of vleeslappen. De hammen, de hielen, de poten en het spek gingen in de pekelbak. Na een pekelperiode werden die te roken gehangen in de schouw.
Van de zwoerd, de kop en klein afsnijsel werd zult gemaakt. Het vet en de reuzel werden gesmolten en verdwenen in de Keulse-pot, dat werd dan later gebruikt voor bakken en braden.
Wat overbleef na het bakken waren de kaantjes (koikes)
De hersenen wilden de meeste mensen niet, die namen wij dan mee, van 5 a 6 varkens was het voldoende om gemixt te worden, met paneermeel peper en zout, was het een delicatesse als beleg op de boterham.
De blaas werd opgeblazen, te drogen gehangen en op vasten-avond door kinderen gebruikt als foekepot. Daarvoor knoopten we een rietstengel in de blaas die we daarna over een leeg conservenblik spanden. Daarmee gingen de kinderen van deur tot deur en zongen een liedje waarvoor zij dan wat lekkers of kleingeld hoopten te krijgen.
De pizzerik (het geslachtsdeel) werd gebruikt om de zagen in te smeren en zodoende te beschermen tegen roest.