Ploegen en eggen
Een wijds landschap waarin een groot krachtig paard de ploeg door de aarde trekt. De boer erachter lijkt ondergeschikt en nietig. Het is het dier dat hier het zwaarste werk verricht.
Trekpaard
Voor de mechanisatie in de langbouw, toen tractoren dit werk overnamen, was dit de normale manier om de grond om te keren. Voordat het ploegen begon, was er mest aangebracht op de akker. Door de grond daarna te ploegen werden mest en grond vermengd om goede teelaarde te krijgen.
Het paard op deze kaart trekt een eenvoudige ouderwetse ploeg. Hier wordt deze door één paard getrokken; bij zwaardere grond werden meestal twee paarden voor de ploeg gespannen.
Trekos
Na het ploegen kon de grond geëgd worden. Op deze kaart uit de jaren twintig wordt dit werk gedaan door twee trekossen. Met een driehoekige eg het land wordt geëgd. De houten eg heeft schuin naar voren staande houten pennen die de grond fijnkorrelig moeten maken. Zo wordt de aarde klaargemaakt voor het zaaien of planten.
De slierten op de koppen van de ossen zijn vliegennetten, bedoeld om lastige vliegen op afstand te houden, maar het staat ook wel sierlijk voor de foto. Voor op de kop dragen de ossen een kopjuk. Zo’n kopjuk, een rondhout, werd voor het zwaardere trekwerk gebruikt, omdat de grootste trekkracht van deze dieren in het bovenste deel van hun kop zit. Voor lichter werk, zoals het trekken van een kar kregen ossen een haam op de borst, net als paarden. Let op het foutieve onderschrift op deze ansichtkaart: hier wordt duidelijk niet geploegd maar geëgd.