Aardkar en hoogkar

In Midden- en Oost-Brabant gebruikte de boer meestal een tweewielige kar. Vaak was dat de ‘erdkaar’, de aardkar. Deze lage kar werd gebruikt voor het vervoer van stalmest, aarde, strooisel, aardappelen, bieten en andere zaken waarvoor geen grote laadruimte nodig was. De aardkar kon kiepen, zodat de laadruimte geleegd kon worden, zonder dat het paard uitgespannen hoefde te worden. Ook een koe of os werd wel voor een dergelijke kar gespannen, al werd de kar dan wel minder zwaar beladen.