Op reis
Aan het begin van de vorige eeuw kwamen mensen vaak niet verder dan hun eigen dorp of stad. Afstanden werden te voet overbrugt. Het snelste vervoermiddel in die tijd was het paard, waarachter soms een kar of koets gespannen was. Tussen de grote steden reed al wel een trein, maar bewoners van het buitengebied maakten daar nog maar weinig gebruik van.
Een aantal Brabantse dorpen werden sinds het einde van de negentiende eeuw wel met elkaar verbonden met een tramlijn. De lijn werd bereden door stoomtrams, die vrij licht waren en daardoor over rails konden rijden die in de bermen van de wegen werden aangelegd. Dorpelingen die in de buurt van zo’n tramlijn woonden, maakten gebruik van de tram om van en naar de grote stad te reizen. In de jaren dertig werden die tramlijnen alweer opgeheven; vrachtwagens en autobussen namen de verbinding over.
Op de prentbriefkaarten zien we van die vervoersmiddelen uit vroeger tijden: een hoge kar met mensen er op en een gezelschap dat naast een wagon van de stoomtram staat te wachten.